De genetische geschiedenis van de Turken en de genetische structuur van Centraal-Azië
Auteur: İlhan Cengiz (2015), Vertaler: Burak Zengin.
In dit artikel zullen we de genetische geschiedenis van de Turken behandelen aan de hand van de Y-DNA-haplogroepen die algemeen voorkomend zijn onder de Turkse volkeren van Centraal-Azië. De veelvoorkomende Y-DNA-haplogroepen onder de Turkse volkeren komen rond 46.000–65.000 v.Chr. samen bij gemeenschappelijke voorouders. In dit verband is te zien dat de Turken in duizenden jaren tijd zijn opgesplitst in verschillende haplogroepen en dat ze cultureel, historisch en taalkundig een gemeenschappelijke afstamming hebben.
Genetisch genealogisch onderzoek laat zien dat de Turken niet tot een enkele haplogroep behoren, maar tot minstens 14 haplogroepen. Ongeveer 12 van deze haplogroepen (G, H, I, J, K, L, N, O, P, Q, R, T), waar we verderop een lijst van hebben gegeven, waren 48.000 jaar geleden nog haplogroep F. Mutaties in de Y-STR-waarden van mannen die van haplogroep F afstamden, hebben in duizenden jaren tot het ontstaan van nieuwe haplogroepen geleid. Haplogroep F is 65.000 jaar geleden afgesplitst van onze gemeenschappelijke voorouder met de Mongolen. De voorouders van de hedendaagse Turken behoorden tussen 65.000 en 46.000 v.Chr. tot haplogroep F. De voorouders van de Mongolen behoorden rond dezelfde tijd tot haplogroep C. De voorvaderlijke haplogroep van de Turken (F) heeft tussen 46.000 en 20.000 v.Chr. diverse mutaties ondergaan waardoor afsplitsingen zijn ontstaan die tot nieuwe haplogroepen hebben geleid.[F] Uitgaand van onze voorouders van 48.000 jaar geleden, zou men technisch gezien kunnen zeggen dat vandaag alle tot aftakkingen van F behorende Turken afstammelingen zijn van deze haplogroep F.
Subhaplogroepen die voortgekomen zijn uit haplogroep F (met name G, H, I, J, K, L, N, O, P, Q, R, T) zijn de Y-DNA-haplogroepen die te zien zijn bij de Centraal-Aziatische Turken. Haplogroep C en diens aftakkingen, die ook te zien zijn bij sommige Turkse stammen, komen het meest voor bij de Mongolen en de Toengoezen. Deze twee haplogroepen (C en F) zijn 65.000 jaar geleden voortgekomen uit haplogroep CF.[CF] Daarnaast zijn ook sommige subtakken van de haplogroepen C, D en E, hoewel niet even wijdverspreid als haplogroep F, te zien onder de Turken en waren ze eveneens aanwezig onder de proto-Turken die de Turkse volkeren hebben gevormd.
In Centraal-Azië, dat beschouwd wordt als het voorvaderlijke thuisland van de Turken, is het mogelijk om haplogroep F en diens afsplitsingen veelvuldig waar te nemen. Wanneer de verspreidingsrichtingen van de subgroepen in acht worden genomen, kan men zeggen dat Centraal-Azië naar alle waarschijnlijkheid het gebied was van waaruit haplogroep F zich heeft verspreid. Zodoende komen takken van haplogroep F erg weinig voor in Afrika. Dat paragroep F bovendien te zien is bij de Kazachen, de Gele Oeigoeren, de Oezbeken en in Tibet, China en de Himalaya’s, wijst er nogmaals op dat deze voorvaderlijke haplogroep vanuit Centraal-Azië is verspreid.[2, 26]
De voorouders van de Turken, de proto-Turken, bij wie we sporen terugzien van de levensstijl van de vroegste menselijke culturen, waren semi-nomadische krijgers die zich in duizenden jaren tijd hebben verspreid over een uitgestrekt gebied. Met deze migratiegolven zijn een tal van haplogroepen verspreid over de wereld. Zodoende zijn met het muteren van haplogroep F tijdens het vormingsproces van het Turkse volk en hun identiteit, diverse haplogroepen ontstaan waardoor meerdere haplogroepen (variaties van F) tegelijk naast elkaar te zien waren in de gebieden die door de Turken werden bewoond. Echter, doordat de Turken in stammenverband leefden en uiteen zijn gegaan (zoals de Kyptsjaken, Kirgiezen, Karlukken en Oğuzen), waren in iedere stam verschillende haplogroepen dominant.
Dat vandaag takken voortgekomen uit de haplogroepen C, D en F te zien zijn bij volkeren en gebieden waar agglutinerende talen in gebruik zijn, laat zien dat het ontstaanspunt van agglutinerende talen (en daarmee ook het proto-Turks) veel verder teruggaat in de tijd. Hedendaagse haplogroepen (zoals G, J, N, Q, R) die voortgekomen zijn uit haplogroep F, vormen ook bij andere volkeren die een agglutinerende taal spreken (Kaukasische talen, Oeral-Altaïsche talen) de set van meest voorkomende haplogroepen, evenals bij sprekers van een dergelijke taal uit de antieke wereld (Soemerisch, Etruskisch, Hattisch, Elamitisch, Hurritisch). Het afsplitsen van F in nieuwe haplogroepen heeft dan ook te maken met mutaties die optraden tijdens volksverhuizingen naar andere gebieden of vlak in de periodes daarvoor. Parallel aan het uiteengaan van deze stammen en naties die agglutinerende talen spraken, zijn mettertijd ook hun talen uit elkaar gegroeid en gescheiden, echter hebben ze hun agglutinerende karakter behouden. De aanwezigheid van agglutinerende talen bij de eerste proto-Aziaten (Hattiërs, Soemeriërs, enz.), de Centraal-Aziaten en de volkeren van de Kaukasus en van het Wolga-Oeralgebied, wijst ook op deze gemeenschappelijke herkomst. Ook bij de Mongolen, Toengoezen, Koreanen, Mantsjoes en Japanners, eveneens oude volkeren die agglutinerende talen spreken, komen de haplogroepen C en D veelvuldig voor. Uitgaand van genetische voorspellingen, spraken de volkeren die agglutinerende talen spreken zo’n 65.000 jaar geleden naar alle waarschijnlijkheid een vergelijkbare taal.
Parallel aan de haplogroepen hebben de autosomale genen gedurende duizenden jaren mutaties ondergaan die verschillende genetische componenten hebben teweeggebracht die voor veranderingen in de fysieke verschijning van mensen hebben gezorgd. Wanneer autosomale componenten worden vergeleken, is te zien dat de Turkse volkeren gemeenschappelijke genen bezitten, echter zijn de gemeenschappelijke autosomale genen bij iedere Turkse gemeenschap in verschillende verhoudingen zichtbaar. En dit heeft voor een aantal veranderingen in de fysieke uiterlijkheden gezorgd. Y-DNA-haplogroepen zijn in die zin anders dan autosomale genen.
Onderstaande lijst geeft aan in welke mate de Y-DNA-haplogroepen die het Turkse volk vormen aanwezig zijn onder de Turkse volkeren:
Haplogroep C: Kazachen 36%[1], Karakalpakken 22.7%[3], Kirgiezen 8.9%[2], Chakassen 5.7%[4], Oeigoeren 4.3%[5]
Omdat haplogroep C in hoge mate voorkomt bij de Kazachen, de Mongolen en de Toengoezen, wordt het gezien als een Noordoost-Aziatisch kenmerk. Dat haplogroep C erg weinig voorkomt onder westelijke, zuidelijke en noordelijke Turken, wijst er mogelijk op dat deze haplogroep tijdens de Mongoolse invasies is verspreid onder de Turken. Echter, sommige subgroepen van haplogroep C kwamen reeds in veel vroegere tijden voor onder de proto-Turken.
Haplogroep E: Tsjoevasjen 14%[6], Kazan-Tataren 5.7%[6], Kazachen 2%[1], Oezbeken 1.5%[1]
De vooral in Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Griekenland geziene haplogroep E, komt ook voor bij de in het Wolga-Oeralgebied levende Turkse volkeren tot percentages van ongeveer 14%. Dit is eigenlijk een percentage van een niet te onderschatten hoogte. Hoewel men nog niet heeft kunnen bepalen welke variatie van haplogroep E te zien is bij de Turken, is aan de voorbeelden uit Wolga-Oeral duidelijk op te merken dat deze haplogroep reeds onder de proto-Turken aanwezig was.
Haplogroep F: Oezbeken, Turkmenen[26], Kazachen 4.8%[2], Gele Oeigoeren 6.2%[2]
De 45.000 jaar oude haplogroep F is de haplogroep waar de basishaplogroepen G, I, J, K, L, M, N, O, P, Q, R, S, T uit voortgekomen zijn. Omdat een aantal subgroepen van haplogroep F niet dermate gemuteerd zijn, wordt basishaplogroep F onder F* geclassificeerd als F1, F2, F3. Dat haplogroep F* gemiddeld rond de 5% te zien is bij de Kazachen in Centraal-Azië en de Gele Oeigoeren in Noord-China, is een opmerkelijk gegeven. Volgens de studie van Balaresque et al. (2015) is deze haplogroep ook te zien in Oezbekistan en Turkmenistan.
Bovendien laat de aanwezigheid van de vormen F1, F2, F3 van haplogroep F in vooral gebieden als India, Tibet, Nepal, China, Siberië ons zien dat de betreffende haplogroepen naar grote waarschijnlijkheid vanuit Centraal-Azië over de wereld zijn verspreid.
Haplogroep G: Kazachen 10%[1], Kazan-Tataren 7.6%[6], Oezbeken 3.9%[9]
Haplogroep G wordt in de basis als G1 en G2 in tweeën verdeeld. Terwijl bij de Kazachen (vooral bij de Arğın-stam van de Orta Jüz) G1 het meest te zien is, zijn subtakken van G2a rondom de Noordelijke Kaukasus en in zuidelijk Centraal-Azië aanwezig. G2a is in Kazachstan in hogere mate bij de Tataren en de Nogai te zien. De Europese Magyaren (Hongaren) en de Kazachstaanse Madjar-stam delen dezelfde 12 STR-waarden in de haplogroep G1. Volgens studies van Haber et al. en Di Cristofaro et al. zijn bij Turkmeense Afghanen en de Hazara’s subtak P303 van G2a aanwezig.
Haplogroep H: Oeigoeren 8%[2], Turkmenen 6%[3], Oezbeken 3.1%[9]
Haplogroep H, die vaker voorkomt in Zuid-Azië, komt in bepaalde mate ook voor bij de Centraal-Aziatische Turken. Het is opmerkelijk dat deze haplogroep, die weider verspreid is in India, vooral bij de Oeigoer-Turken voorkomt met een waarde van 8%.
Haplogroep I1: Kazan-Tataren 11.3%[6], Tuymaznsky-Tataren 8%[6], Tsjoevasjen 7%[6], Gagaoezen 4%[7]
Haplogroep I1 is in Noord-Europa het meest te zien in Zweden met 37%, in Noorwegen met 31.6%, in IJsland met 29% en in Finland met 28%. Deze haplogroep is te zien bij de noordelijke Turken, maar is ook in geringe mate aanwezig in Centraal-Azië.
Haplogroep I2: Gagaoezen 20%[7], Tsjoevasjen 4.7%[6], Kazan-Tataren 1.9%[6], Tuymaznsky-Tataren 4%[6]
Haplogroep I2, met 55.5% het hoogst in Bosnië-Herzegovina en 26% in Roemenië, is een haplogroep die overwegend in de Balkan aanwezig is. Het is een haplogroep die veel te zien is onder de Gagaoezen en Balkan-Turken. I2a is een haplogroep die in Centraal-Azië te zien is bij Kazachen en Tataren.
Haplogroep J1: Azerbeidzjaanse Turken 15.2%[8], Oezbeken 2.3%[9], Tsjoevasjen 2.3%[6], Tuymaznsky-Tataren 2%[6], Kazachen 2%[1], Gagaoezen 2%[7]
Hoewel de 30.000 jaar oude haplogroep J1 een haplogroep is die vaker te zien is in het Midden-Oosten, is het aanwezig in Centraal-Azië en bij Turkssprekende volkeren. Subtakken van J1 zijn nog onvoldoende onderzocht. J1 is verspreid over een uitgestrekt gebied en is onder de Turken met name te zien bij Oğuz-Turken, Tataren, Nogai en Turken uit de Kaukasus. Subtakken van J1 die te zien zijn bij de Turken en Kaukasiërs verschillen over het algemeen van de subtakken van J1 die bij Semitische volkeren te zien zijn.
Haplogroep J2: Oeigoeren 34%[2], Oezbeken 30.4%[2, Oost-Turkestan], Azerbeidzjaanse Turken 30.6%[20], Karaïm 30%[19], Hazara’s 26.6%[22], Koemukken 25%[21], Balkaren 24%[10], Lipka-Tataren 18.9%[23], Turkmenen 17%[11], Oezbeken 16%[9], Kazan-Tataren 15.1%[6], Tsjoevasjen 14%[6], Nogai 10.4%[21], Kazachen 7%[1]
Haplogroep J2 is ongeveer 30.000 jaar geleden in Azië verschenen. Waar precies berust echter nog op gissingen. Het is in verschillende hoeveelheden waar te nemen in een uitgestrekt gebied van Centraal-Azië tot Europa, over het algemeen waarneembaar in de Kaukasus, West-Azië, Centraal-Azië, Zuid-Azië, Oost-Europa, Europa in het algemeen, de Balkan en zelfs Amerika. J2 wordt in de basis als J2a en J2b in twee takken verdeeld. Turken behoren overwegend tot J2a, maar J2b is eveneens onder hen te vinden. J2 is vooral te zien bij de Oeigoeren in Oost-Turkestan met 34%, maar is ook in belangrijke mate aanwezig bij Azerbeidzjaanse Turken, Turken uit Turkije, Karatsjaj-Balkaarse Turken, Turkmenen, Oezbeken, Tataren en Hazara’s. Tegelijkertijd komen we J2b tegen bij Tataren in het Wolga-Oeralgebied en bij Oezbeken. Subtakken van J2, die in een uitgestrekt gebied in meer of mindere mate te zien is bij haast ieder Turks volk, zijn waar te nemen onder de Turkse volkeren. J2 is bij Oğuz-Turken en Oeigoeren de haplogroep die het meest voorkomt. In twee uit de ijzertijd stammende koergans ten noorden van de Altaj zijn voorbeelden van J2 gevonden. Men denkt dat J2a ten oosten van de Kaspische Zee is verschenen.
Haplogroep K: Oeigoeren 18%[2]
Haplogroep K vormt ook een van de subtakken van haplogroep F. Haplogroep K is tevens de voorvader van de haplogroepen L, M, N, O, P, R, S, T. Volgens de studie van Shou et al. (2010) komt K bij de Oeigoeren na J het meest voor.
Haplogroep L: Afsjaren 57%[12], Oezbeken 9.5%[9], Tuymaznsky-Tataren 4%[6]
Hoewel haplogroep L het meest te zien is in Zuid-Azië, komt het in bepaalde hoeveelheden voor onder Turkssprekende volkeren in Centraal-Azië. Deze haplogroep is tevens aanwezig bij de Tataren. Uit onderzoek van Ömer Gökçümen naar de Afsjaren kwam haplogroep L met 57% naar voren, wat erop wijst dat de Turken deze haplogroep ook hebben meegenomen naar Klein-Azië tijdens hun tocht vanuit Centraal-Azië. L is een haplogroep die van oost naar zuid te zien is bij Turken.
Haplogroep N: Kazan-Tataren 28.3%[6], Tsjoevasjen 27.9%[6], volkeren/gemeenschappen van de Noordelijke Altaj 10%[13], Kazachen 8%[1], Oezbeken 3.9%[9]
N is ook een haplogroep die aanwezig was bij de proto-Turken. Het is een haplogroep die vrij wijdverspreid is onder Oğuz-Turken in Turkije. Dit wijst erop dat de Oğuzen tijdens hun tocht naar Klein-Azië ook haplogroep N hebben meegenomen vanuit het gebied tussen de Kaspische Zee en het Oeralgebergte. Het kenmerk van haplogroep N is dat het veelvuldig voorkomt in Noord-Europa en Noord-Azië. Het is typisch een haplogroep die kenmerkend is voor Noord-Eurazië, die vooral te zien is bij Noord-Siberische en Scandinavische volkeren. Het is met 97.3% te zien bij de Nenetsen, die hun oorsprong in de Oeral hebben, met 76.6% bij de Chanten, met 61.5% bij de Finnen, met 42% bij de Litouwers en met 50.6% bij de Joepik, die een Eskimovolk zijn. De concentratie van N neemt toe naarmate men de Noordpool nadert, en vooral bij de noordelijke Turken zien we deze haplogroep dan ook in belangrijke mate terug. Bij de Centraal-Aziatische Turken is haplogroep N tussen de 1-10% waar te nemen. In Turkije is deze haplogroep vooral bij Oğuz-Turken te zien.
Haplogroep O: Oeigoeren 10.5%[14], volkeren/gemeenschappen van de Zuidelijke Altaj 10%[13], Kazachen 5%[1]
Haplogroep O is over het algemeen kenmerkend voor Zuidoost-Azië. Zodoende is O het meest te zien in landen als China, Japan, Korea, de Filipijnen en Thailand, maar het komt in Centraal-Azië ook in belangrijke mate voor bij de Kazachen en de Oeigoeren.
Haplogroep Q: Turkmenen 33.8%[9], Oezbeken 9.5%[9], Oeigoeren 3%[16], Kirgiezen 2.2%, Kazachen 2%[1]
Haplogroep Q komt tot hoeveelheden van wel 100% voor bij de oorspronkelijke bewoners van Noord- en Zuid-Amerika. In Europese landen is het tussen de 0.5-2.5% te zien. Bij de Turken van Centraal-Azië is Q tussen de 1-10% te zien. Subtak Q1a1b (M25) van haplogroep Q is echter over het algemeen bij de Turkmenen in hoge mate aanwezig. Daarnaast is Q1a1a1 (M120) een andere subtak die met name bij de Mongolen naar voren komt. Ook van deze haplogroep (Q1a) is in de Altaj antieke DNA uit de ijzertijd gevonden. Het is met 4.2% te zien bij de Toengoezen, met 66.4% bij de Oeraalse Selkoepen en met 93.7% bij de Ketten, een volk uit Siberië dat een Dené-Jenisejische taal spreekt. Maar net als N is deze haplogroep ook in bepaalde mate te zien bij de noordelijke Turken.
Haplogroep R1a: Kirgiezen 63.5%[11], Oezbeken 27%[9], Kazan-Tataren 20%[6], Gagaoezen 19%[7], Kazachen 15%[1], Turkmenen 7%[11]
Kenmerkend voor R1a is dat het een haplogroep is die in heel Eurazië voorkomt. Net als haplogroep J2 is haplogroep R1a te zien over een uitgestrekt gebied van Azië tot Europa, en parallel aan J2 is het meer in het noorden geconcentreerd. Hoewel haplogroep R1a gemiddeld met ongeveer 50% te zien is bij Europese volkeren zoals de Slaven en Duitsers, is het hoogste percentage aanwezig bij de Kirgiezen. Deze haplogroep is haast bij alle Turkse volkeren in redelijke mate te zien. Zoals gezegd is R1a een haplogroep die vooral bij de Kirgiezen in belangrijke mate aanwezig is, meer dan bijvoorbeeld bij de Slaven. De concentratie van subtakken van R1a die met name bij Turkse volkeren ten noorden van de Altaj te zien is, neemt af bij de Oeigoeren en Oezbeken naarmate men zuidelijker van de Altaj gaat. In zeker opzicht is R1a een haplogroep die vooral bij Kyptsjak-Turken (Kazachen, Kirgiezen, volkeren van de Altaj) aanwezig is. In een aparte artikel zullen we later de bij Turken aangetroffen subtakken van R1a behandelen.
Haplogroep R1b: Basjkieren 43%[6], Tuymaznsky-Tataren 16%[6], Gagaoezen 12.5%, Oezbeken 11.1%[9], Kazachen 7%[1]
Naast dat R1b een haplogroep is die in heel Eurazië aanwezig is, is het een haplogroep die veel voorkomt bij Tuymaznsky-Tataren en Basjkieren, en die ook veelvuldig te zien is in West-Europa. Onder de Turkse volkeren is R1b het meest bij de Basjkieren te zien. R1b is ook een haplogroep die in belangrijke mate terugkomt bij haast alle Turkse volkeren. De tak L23 van deze haplogroep komt ook in bepaalde hoeveelheden terug bij de Turkse volkeren ten zuiden van Centraal-Azië en bij Turken uit Turkije.
Haplogroep R2: Oezbeken 3.1%[9]
Hoewel R2 in hogere mate in Zuid-Azië te zien is, komt het ook voor bij de Centraal-Aziatische Turkse volkeren.
Haplogroep T: Oezbeken 1.5%[9]
Naast dat T een haplogroep is die in lage hoeveelheden te zien is in Azië, Europa en Afrika, is het ook een haplogroep die weinig voorkomt bij Turken.
De Turken hebben bovengenoemde haplogroepen in de 11e en 12e eeuw of eerder meegenomen tijdens hun migraties naar West-Azië (het Midden-Oosten) vanuit Centraal-Azië. De overgrote meerderheid van de haplogroepen J2, R1b, E1, G2, J1, R1a, I, L, N, K, Q, C, H, O, G1 (in volgorde van hoogste aanwezigheid) die we in het hedendaagse Turkije aantreffen, zijn in de 11e en 13e eeuw met de massale migraties vanuit Centraal-Azië naar deze regio gekomen.
De haplogroepen A, B, M en S zijn nog niet waargenomen in Centraal-Azië. De haplogroepen A en B komen veelvuldig voor in Afrika. In huidige studies is haplogroep D in Centraal-Azië vooral in Oost-Turkestan bij Oezbeken en Oeigoeren in kleine hoeveelheden te zien; D is een haplogroep die vooral in China en Japan aanwezig is. De haplogroepen M en S zijn aan de andere kant vooral in Zuidoost-Aziatische landen te zien. In Centraal-Azië zijn de haplogroepen M en S nog niet waargenomen. Haplogroep E, die veel te zien is in Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Europa, komt eveneens voor in Centraal-Azië en het Wolga-Oeralgebied.
İlhan Cengiz, http://www.haplogruplar.com
Een aantal diagrammen verkregen uit huidige studies:



BRONNEN:
[1] KZ DNA Project, FTDNA
[2] Shou et al. 2010, Y-Chromosome distributions among populations in Northwest China identyfiy significant contribution from Central Asian pastoralists and lesser influence of western Eurasians. (List). Samplings.
[3] Wells, Spencer et al 2001, The Eurasian Heartland: A continental perspective on Y-chromosome diversity
[4] Miroslava Derenko et al 2005, Contrasting patterns of Y-chromosome variation in South Siberian populations from Baikal and Altai-Sayan regions
[5] Xue, Yali et al 2006 Male demography in East Asia: a north-south contrast in human population expansion times
[6] Trofimov, the variability of mitochondrial DNA and Y-DNA in populations of Volga-Ural region, 03.02.07, P.111, Institute of Biochemistry & Genetics, Russia
[7] Eupedia, Distribution of European Y-chromosome DNA (Y-DNA) haplogroups by country in percentage
[8] Di Giacomo, F.; Luca, F.; Popa, L. O.; Akar, N.; Anagnou, N.; Banyko, J.; Brdicka, R.; Barbujani, G. et al. (2004). “Y chromosomal haplogroup J as a signature of the post-neolithic colonization of Europe”. Human Genetics 115 (5): 357–371. PMID 15322918
[9] Julie Di Cristifaro, Afghan Hindu Kush: Where Eurasian Sub-Continent Gene Flows Converge, See Table S5.
[10] Battaglia, Vincenza; Fornarino, Simona; Al-Zahery, Nadia; Olivieri, Anna; Pala, Maria; Myres, Natalie M; King, Roy J; Rootsi, Siiri et al. (2008). “Y-chromosomal evidence of the cultural diffusion of agriculture in southeast Europe”.European Journal of Human Genetics17 (6): 820–30.
[11] Wells RS, Yuldasheva N, Ruzibakiev R, Underhill PA, Evseeva I, et al. (2001) The Eurasian heartland: a continental perspective on Y-chromosome diversity. Proc Natl Acad Sci U S A 98: 10244-10249.
[12] Omer Gokcumen, “Ethnohistorical and genetic survey of four Central Anatolian settlements” (January 1, 2008)
[13] Khar’kov, VN; Stepanov, VA; Medvedeva, OF; Spiridonova, MG; Voevoda, MI; Tadinova, VN; Puzyrev, VP (2007). “Gene pool differences between Northern and Southern Altaians inferred from the data on Y-chromosomal haplogroups”. Genetika43(5): 675–87.
[14] Michael F Hammer et al 2005, Dual origins of the Japanese: common ground for hunter-gatherer and farmer Y chromosomes Journal of Human Genetics (2006) 51, 47–58; doi:10.1007/s10038-005-0322-0
[15] Tambets, Kristiina et al 2004, The Western and Eastern Roots of the Saami—the Story of Genetic “Outliers” Told by Mitochondrial DNA and Y Chromosomes
[16] Michael F Hammer et al 2005, Dual origins of the Japanese: common ground for hunter-gatherer and farmer Y chromosomes Journal of Human Genetics (2006) 51, 47–58; doi:10.1007/s10038-005-0322-0
[17] Y-DNA Haplogroup F and Its Subclades, 2015
[18] Cinnioğlu C, King R, Kivisild T, Kalfoğlu E, Atasoy S, Cavalleri GL et al. (January 2004). “Excavating Y-chromosome haplotype strata in Anatolia”. Proc Natl Acad Sci U S A. 114 (2): 127–48. doi:10.1007/s00439-003-1031-4. PMID 14586639.
[19] Brook, Kevin A. (2014), The Genetics of Crimean Karaites, Karadeniz Araştırmaları, N: 42, p.69-84
[20] Nasidze et al., (2004)Mitochondrial DNA and Y-Chromosome Variation in the Caucasus
[21] Yunusbayev, Bayazit et al 2006, Genetic Structure of Dagestan Populations: A Study of 11 Alu Insertion Polymorphisms
[22] PLoS One. 2012; 7(3): e34288. Published online Mar 28, 2012. doi:10.1371/journal.pone.0034288 Afghanistan’s Ethnic Groups Share a Y-Chromosomal Heritage Structured by Historical Events, Note:J2a=16.6%, and J2a5=10%. The total J2 is 26.6%. See Table.
[23] Lithuanian Tatars Nobility Project, FTDNA, 37 samples in groups have been retrieved for the pie chart, 12.01.2015.
[24] Dulik, Matthew C. et al 2011, Y-Chromosome Variation in Altaian Kazakhs Reveals a Common Paternal Gene Pool for Kazakhs and the Influence of Mongolian Expansions
[25] Zhong et al, (2011) Extended Y Chromosome Investigation Suggests Postglacial Migrations of Modern Humans into East Asia via the Northern Route, Mol Biol Evol January 1, 2011 vol. 28 no. 1 717-727, See Tables.
[26] Balaresque et al (2015), Y-chromosome descent clusters and male differential reproductive success: young lineage expansions dominate Asian pastoral nomadic populations, Supplementary Table 2
Verspreiding van dit artikel is toegestaan, op voorwaarde dat er gerefereerd wordt naar de schrijver en de website, gelieve zonder de inhoud van het artikel aan te passen.
Trefwoorden: Haplogroep C, Haplogroep E1b, Haplogroep F, Haplogroep G2, Haplogroep I1, Haplogroep I2, Haplogroep J1, Haplogroep J2, Haplogroep K, Haplogroep L, Haplogroep N, Haplogroep O, Centraal-Azië, Haplogroep P, Haplogroep Q1a, Haplogroep R1a, Haplogroep R1b, Haplogroep R2, Haplogroep T, Genetische opmaak van de Turken
Over İlhan Cengiz
İlhan Cengiz is onderzoeker/schrijver op het gebied van genetische genealogie (Y-DNA- en mtDNA-haplogroepen en autosomale genen). Om contact op te nemen met de schrijver, zie: https://www.facebook.com/turkgenetik
Vertaler: Burak Zengin
Yorum yaz
Eposta adresiniz yalnızca editörler tarafından görülebilir. Yorumlar kontrol edildikten sonra yayımlanmaktadır. Küfür veya hakaret içeren yorumlar filtre nedeniyle otomatik silinir. Yorum sahiplerinin IP adresleri sunucuda kaydedilir. Bilimsel değeri olmayan veya ideolojik görüş içeren boş mesajlar yayımlanmaz.
Gerçek adınız veya takma adınız*
Eposta adresiniz *
Website (boş bırakabilirsiniz)
Yorum
http://www.haplogruplar.com/de-genetische-geschiedenis-van-de-turken-en-de-genetische-structuur-van-centraal-azie/